Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Wet op de vennootschapsbelasting 1969

 

Artikel 25
1
Als voorheffingen worden aangewezen de geheven dividendbelasting, uitgezonderd de belasting die op de voet van artikel 12, eerste lid, van de Wet op de dividendbelasting 1965 is geheven, en naar prijzen van kansspelen geheven kansspelbelasting, behoudens voorzover deze belastingen zijn geheven naar opbrengsten of prijzen die geen deel uitmaken van de belastbare winst of het Nederlandse inkomen van het jaar. Ten aanzien van een belastingplichtige die is aangemerkt als een beleggingsinstelling als bedoeld in artikel 28, wordt de dividendbelasting niet als een voorheffing aangewezen.
2
In afwijking van het eerste lid wordt dividendbelasting niet als voorheffing in aanmerking genomen indien de belastingplichtige ten laste van wie de dividendbelasting is ingehouden niet tevens de uiteindelijk gerechtigde is tot de opbrengst waarop dividendbelasting is ingehouden. Niet als uiteindelijk gerechtigde wordt beschouwd degene die in samenhang met de genoten opbrengst een tegenprestatie heeft verricht als onderdeel van een samenstel van transacties waarbij aannemelijk is dat:
a
de opbrengst geheel of gedeeltelijk direct of indirect ten goede is gekomen aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon die in mindere mate gerechtigd is tot vermindering, teruggaaf of verrekening van dividendbelasting dan degene die de tegenprestatie heeft verricht; en
b
deze natuurlijk persoon of rechtspersoon een positie in aandelen, winstbewijzen of geldleningen als bedoeld in artikel 10, eerste lid, onderdeel d, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 op directe of indirecte wijze behoudt of verkrijgt die vergelijkbaar is met zijn positie in soortgelijke aandelen, winstbewijzen of geldleningen voorafgaand aan het moment waarop het samenstel van transacties een aanvang heeft genomen.
3
Voor de toepassing van het tweede lid:
a
kan van een samenstel van transacties eveneens sprake zijn ingeval transacties zijn aangegaan op een gereglementeerde markt als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht of een met een gereglementeerde markt als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht vergelijkbaar systeem dat gelegen of werkzaam is in een staat die niet een lidstaat is van de Europese Unie;
b
wordt met een samenstel van transacties gelijkgesteld een transactie die betrekking heeft op de enkele verwerving van een of meer dividendbewijzen of op de vestiging van kortlopende genotsrechten op aandelen.
4
De dividendbelasting die op grond van artikel 9.2, vierde lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 niet als voorheffing in aanmerking wordt genomen, wordt als voorheffing aangewezen van de kredietinstelling, bedoeld in artikel 19g, derde lid, van de Wet op de loonbelasting 1964, indien die instelling een bedrag ter grootte van die dividendbelasting overmaakt naar de geblokkeerde rekening van degene bij wie die dividendbelasting niet als voorheffing in aanmerking wordt genomen. De dividendbelasting die op grond van artikel 9.2, vierde lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 niet als voorheffing in aanmerking wordt genomen, wordt als voorheffing aangewezen van de beheerder van de beleggingsinstelling, bedoeld in artikel 19g, derde lid, van de Wet op de loonbelasting 1964, indien die beheerder een bedrag ter grootte van die dividendbelasting aanwendt ter verkrijging van een of meer geblokkeerde rechten van deelneming in die instelling ten behoeve van degene bij wie die dividendbelasting niet als voorheffing in aanmerking wordt genomen.
5
De dividendbelasting die op grond van artikel 9.2, vijfde lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 niet als voorheffing in aanmerking wordt genomen, wordt als voorheffing aangewezen:
a
van de kredietinstelling, bedoeld in artikel 3.116a onderscheidenlijk in artikel 3.126a van de Wet inkomstenbelasting 2001, indien die instelling een bedrag ter grootte van die dividendbelasting overmaakt naar de spaarrekening eigen woning, onderscheidenlijk naar de lijfrentespaarrekening van degene bij wie de dividendbelasting niet als voorheffing in aanmerking wordt genomen;
b
van de beheerder van de beleggingsinstelling, bedoeld in artikel 3.116a onderscheidenlijk in artikel 3.126a van de Wet inkomstenbelasting 2001, indien die beheerder een bedrag ter grootte van die dividendbelasting aanwendt ter verkrijging van een of meer geblokkeerde rechten van deelneming in die instelling ten behoeve van degene bij wie de dividendbelasting niet als voorheffing in aanmerking wordt genomen.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • LJN BC2681, Eerste aanleg - meervoudig, 07/1531
    Rechtsoort
    Belasting
    Datum uitspraak
    28-11-2007
    Status
    gepubliceerd
    Soort procedure
    Eerste aanleg - meervoudig
    Instantie
    gepubliceerd
    Rechtsoort
    Rechtbank Haarlem
    Weigering restitutie Duitse en Franse bronbelasting bij nihilaanslag vennootschapsbelasting niet in strijd met artikel 56 EG.
  • LJN AA8170, Eerste aanleg - meervoudig, 98/2058
    Rechtsoort
    Belasting
    Datum uitspraak
    19-05-1999
    Status
    gepubliceerd
    Soort procedure
    Eerste aanleg - meervoudig
    Instantie
    gepubliceerd
    Rechtsoort
    Gerechtshof Amsterdam
    'Dividendstripping': aankoop door marketmaker van "deep-in-the-money" putopties en van onderliggende aandelen vlak vóór dividenddatum; verkoop van aandelen en uitoefening putopties vlak ná dividenddatum. Belanghebbende niet aan te merken als vertegenwoordiger van belegger/optieschrijvende wederpartij...
  •